The important thing is not to stop questioning. (Albert Einstein)
Ging het tot nu toe vaak over verinnerlijking, in het vervolg komt verzakelijking als een tweede hoofdlijn in de cultuurgeschiedenis aan de orde. Dat begon al lang geleden (zie thema ‘bezit’) maar vanaf de 17e eeuw wordt de verzakelijking steeds duidelijker zichtbaar, onder andere in de economie (volgend hoofdstuk) en de wetenschap (hier behandeld). Tot die tijd was het bestuderen, beschrijven en beheersen van de natuur namelijk een vanzelfsprekend onderdeel van de religie en de filosofie geweest, maar vanaf Galileo en Newton gaat de wetenschap steeds meer haar eigen weg.
Galileo Galilei werd in Pisa geboren. Hier werd hij professor in de wiskunde en vond hij een totaal nieuwe manier om de natuur te onderzoeken: nl. proeven doen, met instrumenten en wiskundige berekeningen in plaats van met het blote oog bekijken en beredeneren van spontane, natuurlijke verschijnselen. Mensen vonden dat maar gekunsteld en de resultaten waren er ook naar. Hij stelde dat er geen kracht nodig is om een voorwerp met constante snelheid voort te bewegen, terwijl iedereen toch uit de praktijk wist dat het wel zo was. En hij beweerde dat de aarde werkelijk om de zon draait, in plaats van zichtbaar andersom. Galileo kwam in botsing met de dagelijkse ervaring, met de grote filosofen, met de bijbel en wat het ergste was met het gezag van de Kerk.
In zijn voetspoor werd Newton de grondlegger van de moderne wetenschap. Newton ontdekte de zwaartekracht – het verband tussen een appel die op de grond valt en de planeten die langs de hemel bewegen. Hij ontwikkelde nieuwe wiskunde – de taal en logica van de wetenschap. Samen met anderen legde hij het fundament voor ons rationele wereldbeeld. Echte kennis verkrijg je niet door het lezen van boeken maar door het uitvoeren en analyseren van experimenten.
De natuurwetenschap heeft sindsdien een enorme vlucht genomen en is tegenwoordig niet meer uit het leven weg te denken. Haar kracht ligt in het open, voorlopige karakter van de kennis en in de technische toepassingen waarover later meer. Twee eeuwen later zijn de gedragswetenschappen (sociologie, psychologie, economie etc.) erbij gekomen. Tegenwoordig vatten wij de werkelijkheid op als een piramide van niveaus: aan de basis elementaire deeltjes en wetten van de fysica. Aan de top menselijke waarden als geluk, schoonheid, liefde, hoop. En daar tussen vele lagen van toenemende complexiteit en verrassende eigenschappen: eerst begrippen als temperatuur en druk; dan materiaal eigenschappen zoals vloeibaarheid of elektrische geleidbaarheid; dan natuurverschijnselen als storm en ster; bliksemschicht en zenuwimpuls; dan biologisch leven van microbe naar mier(en-hoop); naar mens, moraal en metropool; dan historie en evolutie….steeds complexere aspecten van de werkelijkheid. Telkens komt er iets wezenlijk nieuws tevoorschijn (ook wel ‘emergentie’ genoemd), dat zich niet uit het voorafgaande laat verklaren en daardoor minder voorspelbaar, omkeerbaar en beheersbaar is.
Welk perspectief brengt ons dichterbij de waarheid of bij God? De natuurwetenschap die bottom-up vanuit natuurwetten en materie de hogere niveaus van de werkelijkheid probeert te begrijpen? Of geloof en ethiek die top-down vanuit menselijke waarden als hoop en liefde de schepping in alle geledingen willen vatten en vormen? Of de gedragswetenschappen met hun mix van wetenschappelijke methoden en mensvisies, als een soort tussenweg? De bottom-up benadering is objectief, analytisch, sceptisch, en feitelijk. Het top-down perspectief is relationeel, intuïtief, vertrouwend en zingevend. De benaderingen verschillen zo sterk dat je je afvraagt: zijn het nu vijanden, vrienden of vreemden?
Als reactie op de wetenschap ontstond ruim een eeuw geleden het fundamentalisme; een stroming die de bijbel als door God gedicteerd zag en letterlijk waar. Hun geloof werd een soort wetenschap. Anderzijds waren er wetenschappers en filosofen die dachten dat menselijke waarden slechts illusies zijn, voortgekomen uit sociale conventie of psychologische behoefte. Hun wetenschap werd een soort geloof. Beide wegen beloven weinig goeds.
Natuurlijk is geen enkele wetenschap louter feitelijk en waardevrij (al was het alleen maar omdat onderzoeksgeld maar één keer uitgegeven kan worden en er dus keuzes gemaakt moeten worden), maar toch helpt het om onderscheid te blijven maken tussen relationele waarden en zakelijke feiten. Ze zullen elkaar zeker beïnvloeden. Denk maar aan de aandacht voor ecologisch welzijn, klimaatverandering en milieu in onze tijd. Maar ze kunnen elkaar niet vervangen. Beter dus om levensbeschouwing en wetenschap te blijven herijken in plaats van het een of het ander te kleineren of te negeren.
9 februari 2018
Wat interessant. Hartelijk dank.
10 februari 2018
Erg boeiend!
9 april 2018
Mooie reflectie van uit een open visier !!