Onder of boven de wet?
De oudste wetten van het Midden Oosten gaan over eigendom en familiezaken. Het zijn in feite gerechtelijke uitspraken; strenge en ook niet altijd eerlijke vonnissen want voor hetzelfde vergrijp werden slaven zwaarder gestraft dan hun meesters. Toch kregen deze wetten navolging want het slachtoffer ontving compensatie en zo werden wraak en escalatie teruggedrongen. En ook genoten zwakken, weduwen en wezen al enige bescherming.
Een andere belangrijke ontwikkeling is de overgang van collectieve- naar persoonlijke aansprakelijkheid. In vroeger tijden was de hele clan verplicht om een misdaad te straffen. Anders kon het onheil iedereen treffen. Deze oude collectieve benadering vinden we in de bijbel terug: Adam en Eva slepen de hele mensheid in hun val mee. In Exodus staat dat God de zonden van de vaderen aan de (achter-klein)kinderen zal vergelden. Maar langzamerhand raakt het collectief op de achtergrond en wordt het individu verantwoordelijk voor de eigen daden. Bij de wet van Hammurabi (1700 BC) blijkt dat al. En ook in de bijbel zien we die ontwikkeling, want Ezechiël schrijft later dat een zoon niet voor de schuld van zijn vader hoeft te sterven. De concrete collectieve schuld gaat over op iets wat abstracter is, nl een eigenschap van de soort: geen mens is immuun voor het kwade.
De wetten van Mozes lijken trouwens wel wat op die van Hammurabi. Sommige bepalingen zijn zelfs letterlijk identiek (bijv. Exodus 21:35). Maar een vergelijking laat ook frappante verschillen zien, met name de volgende drie:
Allereerst verandert de verhouding tussen koning en wet. Koning Hammurabi staat boven de wet. Hij kan wetten maken en dus ook breken. Bij de Meden en Perzen is dat al anders, want zelfs hun koningen kunnen wetten niet herroepen. Maar Mozes gaat nog een stap verder omdat iedereen zich aan de wet moet houden ongeacht zijn positie – zelfs een koning.
Een tweede punt is het verschil tussen rechtsuitspraken en morele normen. De wet van Mozes bevat niet alleen sancties op concrete misstappen (“als dit….dan dat….”), maar ook algemene uitgangspunten. Zulke morele principes gelden altijd en overal, ook als je niets misdaan hebt (“gij zult”).
Tenslotte de verinnerlijking van de wet. Bij Hammurabi worden de geboden van bovenaf opgelegd en de koning moet navolging afdwingen. De God van Mozes verbiedt echter niet alleen wandaden, maar ook wangedachten: “gij zult niet begeren; gij zult niet haten….”. Mensen worden opgeroepen Zijn principes innerlijk te aanvaarden en er naar te leven.
Nog altijd vieren joden het feest van de “ vreugde de wet”, waarbij het over veel meer gaat dan wat er niet mag. De joodse traditie heeft de wet als een bevrijding opgevat, niet alleen letterlijk uit de slavernij in Egypte, maar ook overdrachtelijk uit de dwang van menselijke overheersing en willekeur. De “vreugde der wet” wordt gevierd – niet omdat regels op zich nou zo fijn zijn, maar omdat regels de vrijheid beschermen.