Goed & Kwaad (18.000 BC)


 

“Waar ben je?” (God zoekt Adam – Genesis 3:9)

Neanderthalers (ofwel pre-moderne mensen) hadden waarschijnlijk een moraal van zogenaamde directe wederkerigheid: als jij goed doet voor mij, dan doe ik goed voor jou. Zo zijn we allebei beter af. Dat werkt prima in kleine groepen. Maar als onze (moderne) voorouders in grotere groepen gaan samenleven, kent niet iedereen elkaar persoonlijk meer. Dan biedt de woord-taal nog een andere manier om samen te werken: nl op basis van je goede reputatie. Als jij goed bent voor anderen, dan krijg je een goede naam en word jij (wanneer het nodig is) op jouw beurt door onbekenden geholpen. Dat heet indirecte wederkerigheid. Men gaat beseffen dat het beter is om ook buiten de kring van familie en vrienden naar elkaar om te zien.

Toch is die samenwerking wel heel kwetsbaar. Eén profiteur die vooral anderen het werk laat doen, is genoeg om wantrouwen te wekken. Iedereen let op elkaar. Wie kan je vertrouwen? Wie moet je in de gaten houden? Door de intense focus op gedrag worden conflicten heel persoonlijk. Dieren concurreren om ‘de zaak’, meestal voedsel of voortplanting. Mensen doen dat ook, maar er komt nu een nieuw soort rivaliteit bij, die van de zaak op de persoon overgaat: ‘op de man in plaats van de bal spelen’. En dat kan zomaar tot jaloezie, geweld of zelfs moord leiden.

De moraal ging bij onze vroege voorouders dus al verder dan het simpele ‘voor wat, hoort wat’. Maar het goede stond voor succes, kracht, roem of bekwaamheid. Het kwade was mislukking, ziekte, lelijkheid of zwakheid. Het idee van ‘zonde’ was nog niet bekend. Dat komt pas veel later wanneer het Oude Testament op schrift gesteld wordt – rond 500 BC als na verloop van vele duizenden jaren allerlei aspecten ontwikkeld zijn:

  • een veranderend godsbeeld ( van geesten en natuurgoden, naar persoonlijke goden en uiteindelijk naar Israëls Ene verheven God)
  • het belang van gehoorzaamheid ( in een hiërarchische samenleving )
  • de idee van rechtvaardigheid ( eerst het ongeschreven recht van de sterkste, dan de wet van de elite en tenslotte rechtvaardigheid voor velen/ allen)
  • het groeiende identiteitsbesef ( bij Gods verbond met Abraham )
  • de menselijke verantwoordelijkheid (bv. bij Zoroaster’s rijk van het goede en rijk van het kwade)

Al deze thema’s spelen expliciet of impliciet een rol in Genesis 3 en ze komen in het vervolg één voor één aan de orde.

Het Genesis verhaal vertelt over de dood als straf op de zonde. In de bijbel wordt heel veel over ziekte en schuld geschreven. Maar we weten inmiddels wel dat de dood altijd onlosmakelijk met het leven verbonden is geweest, toen en nu nog. Zowel boeven als brave burgers kunnen door ziekte en tegenslag getroffen worden. Niet de biologische dood, maar het einde van de relatie is het gevolg van de zonde. Jaloezie, bedrog en geweld leiden tot een vroegtijdig afsterven van relaties – zonde maakt de menselijke verhoudingen stuk.

Ten diepste is de zondeval eigenlijk ook een ‘sprong’. Niet Gods straf, maar de menselijke verantwoordelijkheid is de fundamentele gedachte. Mensen worden zich bewust van hun eigen verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het (samen) leven – een gave en een opgave. Waar kiezen we voor? Laten we in elk geval maar proberen om niet op de man, maar op de bal te spelen. Wel het onrecht, maar niet de mens af te wijzen, te beginnen bij onszelf.

Submit a Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *