“ Hoe kan ik nu weten wat ik denk, als ik nog niet gehoord heb wat ik zeg?!”
(kind)
Woorden kunnen indruk maken en lang blijven hangen. Bij ons is dat zo, maar bij primitieve volken misschien nog wel meer. Oude indiaanse tradities hechten grote waarde aan zwijgzaamheid, juist omdat ze de kracht van woorden onderkennen. Door een woord te spreken roep je een werkelijkheid op. Woorden versterken niet alleen gedachten. Ze zijn zelfs de bron ervan. Door dingen te benoemen leren mensen begrippen kennen en gedachten vormen. Kijk maar naar jonge kinderen die hardop nazeggen en hardop leren lezen.
Het makkelijkste komt eerst, de tastbare dingen zoals een voorwerp, plant of dier. Dan iets moeilijker, delen daarvan zoals de stam van de boom of het hoofd van het lichaam. Dan nog moeilijker, overdrachtelijke zaken, waarvoor concrete woorden in een nieuwe abstracte betekenis gebruikt worden. De ‘stam’ die de boom draagt en bijeenhoudt, wordt nu ook gebruikt voor het groepsverband. En het ‘hoofd’ nu ook voor de leider. En zo wordt de leider van het groepsverband het stamhoofd genoemd.
Zo gaat de mens tussen 80.000 en 20.000 jaar geleden steeds meer begrippen onderscheiden en aanduiden. Ook voor onzichtbare zaken zoals sociale relaties. Er komen zelfs woorden, die alleen naar zichzelf en nergens anders naar verwijzen! Denk maar eens aan een belofte of een verbond. Zulke woorden slaan niet op iets wat er al is, maar ze bestaan pas als de belofte uitgesproken is. Het woord is de realiteit zelf! Dit soort woorden moeten in het verre verleden erg lastig geweest zijn. Aan de ene kant heel belangrijk voor het groepsleven, aan de andere kant moeilijk om in gedachten vast te houden.
Er is een diep verband tussen woord en geest, tussen begrip en gedachte. Het één kan niet zonder het ander. In de oude mondelinge culturen zijn beide gebaseerd op spraak. De adem of wind is het voertuig van beiden (de mond uit en het oor in). Ze zijn allebei onzichtbaar en vluchtig, moeilijk te controleren en te doorgronden, maar ze hebben niettemin een grote invloed op het menselijk leven.
De menselijke taal biedt geweldige mogelijkheden. Taal maakt abstract denken mogelijk. Woorden scheppen nieuwe realiteiten. Taal bevrijdt uit de wereld van het concrete en tastbare en opent een wereld van onzichtbare werkelijkheden – sociaal en emotioneel, kennis en fantasie . Maar taal beperkt en vertekent ook. Zo hanteren (bijna?) alle talen ter wereld de ‘onderwerp + gezegde’ constructie, zelfs als dat maar moeizaam is. Neem een zin als ‘het regent’. Wie regent er nou? Deze taalvorm brengt met zich mee dat we onwillekeurig altijd zoeken naar ‘wie’ er achter zit. En tenslotte, taal verbindt mensen niet alleen. Het sluit ook mensen buiten de taalgroep uit.